Technical water
Het is het geluid van je krassende schaatsen en glijdende sleetje achter je, dat is de Baikal flow. Het ijs is oneindig, oneindig in grootte, oneindig in verscheidenheid. Glad, spekglad, kwallenijs, vaak hobbelig, er zijn ongelijke drempels, scheuren, plakken vastgekoekte sneeuw, spleten, diep donkerblauw bijna zwart, het kreunt, kraakt. ‘s Middags meer dan ‘s avonds lijkt het. Valt er verse sneeuw op het blauwe ijs dan kun je er nog doorheen schaatsen, is het vastgevroren dan bepaalt de dikke en breedte je succeskans (niet vallen). Een drempel doe ik al rijdend eerst met mijn linkervoet en dan de rechter, helaas niet altijd vlekkeloos. De paklijst vermeldt dan ook niet voor niets helm, knie- en elleboogbeschermers.
Het sleetje ruist als een ongeleid projectiel achter je aan. Afhankelijk van de windrichting komt het je of links of rechts voorbij wanneer jijzelf al afremt voor een sneeuwhobbel. Oppassen dat je niet geraakt wordt door een sleetje van iemand anders want dan val je zo goed als zeker. Niet dat er veel gevallen wordt, er is ruimte genoeg om je eigen spoor te kiezen. We pauzeren om 20 a 30 minuten zodat iedereen weer bij elkaar komt.
Mijn eerste dag is niet zo succesvol. Ik hang ergens achter in de groep en rij een ‘scheve schaats’. De schaatsijzers die we gebruiken zijn van Lundhags, eigenlijk een soort moderne Friese doorlopers. Je maakt ze met 2 banden en klemsystemen moervast aan je bergschoenen. Mijn schaatsen zitten wel goed vast maar mijn schoenen niet. Dag 2 heb ik het door, met mijn schoenveters op stand afsnoeren is mijn enkel stabiel en ja, blij over het ijs.
Onze langste dagafstand die we rijden is 40 km. Die dag is het ijs voor het merendeel super en hebben we de wind in de rug. Die wind hebben we trouwens 5 van de 6 dagen mee en dat is dan weer mooi meegenomen. Het is ook prachtig zonnig. Rond half 8 ‘s ochtends komt de zon op aan de overkant van het Baikalmeer. Totdat we op onze volgende kampeerplek zijn rijden we in de zon. ‘s Nachts vriest het zo’n 18 graden en is het zo goed als windstil. Overdag schommelt de temperatuur rond de -8 en waait het licht.
Lena, onze gids, kiest tegen half 4 in de middag een kampeerplek langs de oever van het meer. Er zijn ontelbare zijvalleien waar we een plek zoeken tussen de bomen. Die bomen zijn ook ons brandhout om te koken en ons te warmen, in de grote 12-persoonstent die mee is, is zelfs een kacheltje. Dat kacheltje is voornamelijk handig om ‘s middags je slaapzak een beetje te drogen, met z’n allen in de tent produceer je aardig wat uitademingsdamp/condens.
Na één nachtje in die tent hou ik het wel voor gezien; lekker buiten slapen.
Naast Lena zijn er in de groep van 7 Russen een aantal die mee zijn als assistent (volunteer zoals Lena dat zegt). Serge is naast zanger/gitaarspeler ook hulpgids, Anna kookt alle dagen ‘s avonds, Alexander steekt ‘s ochtends het vuur weer aan en kookt de ontbijtpap. Zit je er doorheen dan sleept Sascha je sleetje mee achter de zijne.
Nadat we aan land zijn gegaan, zo voelt het echt, is het meteen een drukte van belang. Samen met Russen verdwijnen we in de bossen op zoek naar dode bomen. Met een enorme zaag worden die bomen in stukken gezaagd en naar het kamp vervoerd, natuurlijk met een sleetje. Daar worden ze verder verwerkt tot behapbaar brandhout met een trekkettingzaagje. Met een van de grotere sledes halen we ijsschotsen op en hakken die in stukken om de 3 pannen boven het vuur met ijs te vullen. Die pannen hangen dan weer aan een ingenieus ophangsysteem bestaande uit een ijzerenscheerlijn in combinatie met 2 touwtjes die om een tweetal bomen worden gewikkeld. Klinkt moeilijk maar het werkt als de beste. De pannen zijn dan ook nog in hoogte verstelbaar. Nou ja, zien is geloven.
Op het ijs volgen we daar waar er sneeuw op het ijs ligt vaak de schoongeblazen sporen van de hovercrafts. Vanuit Listvjanka kun je excursies over het meer maken naar bijvoorbeeld Peschanaya Buktha. Je hoort die apparaten al van verre aankomen, de bestuurders houden gelukkig goed rekening met ons schaatsers.
Ook wij bezoeken Peschanaya. We lopen er die ochtend in een uurtje naar toe vanaf onze kampplek vlakbij. In de mooie baai staan een aantal huizen en er lijkt een soort vakantiepark met huurhuisjes te zijn. Daar is nu overigens niemand.
Voor een prachtig oud maar vervallen huis staat een Lada Niva op het ijs geparkeerd, wat een prachtig beeld.
De rotspunt die de baai afsluit beklimmen we.
Naast een groep, jawel, Nederlanders die hier zijn om echt alleen te schaatsen (en dat is best lastig op het Baikalmeer) ontmoeten we een tweetal Amerikanen op de fiets. De ene maakt een mooie sliding, oftewel hij valt, waarna de ander vraagt of we dat op de foto hebben (liefst een filmpje). Hij wil de foto graag hebben. Ze vertellen dat ze helemaal in het noorden zijn begonnen met het idee om de hele lengte van het meer, ruim 600 kilometer, te fietsen. Maar het is geen succes. Het was niet te doen daar in het noorden en ze zijn een stuk met de bus naar het zuiden gereden waar wij ze nu tegenkomen. Het ziet er wel mooi en stoer uit en het voelt ook wat reëler om hier te fietsen dan die 2 mafkezen die ik afgelopen zomer tegenkwam op de Baltoro-gletsjer in Pakistan op hun mountainbikes (zonder bagage overigens die ze lieten dragen).
De tocht, het hele gebeuren, het idee te schaatsen over het diepste zoetwatermeer ter wereld (maximale diepte 1,6 kilometer!) met een oppervlakte waar heel België in past, de 100.000 Nerpa’s die er in leven, de weidsheid, de saamhorigheid met de Russen, de gezelligheid rond het kampvuur, het plezier wat er vanaf spat, het ijs - net zo betoverend en onvoorspelbaar om naar te kijken als een brandend vuur, het is het.
Tijdens de binnenlandse vlucht van Irkoetsk naar Moskou (6 1/2 uur vliegen) serveert de Aeroflot naast de bekende omelet zowaar ook havermoutpap met gedroogde abrikozen, word je toch blij van.